Een Verlies voor Altijd - L I N D A   M O L L E M A N
LINDA MOLLEMAN // Het is evident dat een rijk fantasieleven voor de kunstenaar een troef is. Het staat ten dienste van het verlangen. Het verlangen om te spelen, de dwanggedachte om schoonheid te creëren. Het is de beleving van perfectie die aan de grondslag ligt van dit gevoel voor schoonheid. De aanwezigheid van schoonheid doet mij opleven. Mijn kunstwerken zitten dan ook vol meerduidigheid, die geïnterpreteerd kan worden binnen een context die door het werk zelf wordt gecreëerd. Niet alleen het traumatische maar ook de speelsheid, de fantasievolle denkprocessen, de gedreven gedachte, een verfijnde gevoeligheid voor lijn en vorm weerspiegelen de binnen- en buitenkanten van de Sculpturen en Installaties.
Beeldende kunst, Linda Molleman, Oedelem, Beernem, Kunstenares, Sculpturen, Installaties, Kunst in de openbare ruimte, Art, Artist, Sculptures, Installations, Art in public space
16234
post-template-default,single,single-post,postid-16234,single-format-standard,bridge-core-3.0.6,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,, vertical_menu_transparency vertical_menu_transparency_on,qode-child-theme-ver-1.0.0,qode-theme-ver-29.3,qode-theme-bridge,wpb-js-composer js-comp-ver-6.10.0,vc_responsive

Een Verlies voor Altijd

AFSCHEID IN ‘T LANG EN IN ’T BREED

Een Verlies voor Altijd

De dood heeft op mijn leven een grote stempel gedrukt.
Op 5-jarige leeftijd stierf mijn vader.
Op 16 augustus 1983 verdronk mijn zoon Ludwig, 8 jaar, in de zee te Oostende.
Ik was toen 34.

Met de dood geconfronteerd worden als kind of als ouder is totaal verschillend.
Als de dood binnentreedt in je wereld als volwassene, treft die je als iemand die reeds voor zichzelf kan zorgen, je kent jezelf toch al voor een gedeelte.
Je hebt vrienden, collega’s en familie.
Je bent in staat te overleven.

Als kind ben je niet in staat om voor jezelf te zorgen.
Je weet nog niet wie je bent. Je bent volkomen afhankelijk van familie en in mindere mate van vriendjes en klasgenoten.
Je bent niet in staat om in je ééntje te overleven.

Mijn vader stierf in 1954 op 28-jarige leeftijd aan tuberculose.
Iedere dag bracht hij me op 5-jarige leeftijd naar de kleuterklas.
Meerdere malen vertelde hij:
“Morgen ga ik misschien dood. Je zult dan alleen naar school moeten gaan. Ik ben er dan niet meer.”
Ik verstond er niets van.
Naast hem lopen, hand in hand, en de zin: “Morgen ga ik misschien dood”
“Ik ben er dan niet meer”
blijft in mijn hart en hoofd gegrift voor de rest van mijn leven.
Ik zie het samenlopen zelfs nu nog voor me.
Wat die twee zinnen betekenden werd mij in de kortste tijd duidelijk.
In de voorkamer van ons huis werd met zwarte doeken een rouwkamer gemaakt. Alle spiegels werden verborgen achter zwarte doeken.
Dit was toen de mode. Mijn vader lag daar stil, met zijn ogen gesloten en gevouwen handen op een groot bed.
Iedereen vertelde me dat hij sliep.
Hij bleef maar slapen, was hij dan zo moe?
Toen ik, op een dag, terugkwam van school was hij weg.
De ganse zwarte kamer was ook opgeruimd.
Grootmoeder, moeder en iedereen zegden dat hij was gaan wandelen. Ik dacht dat hij elk moment zou terugkomen.
Ik ben hem nooit meer tegengekomen.
Dat was Hocus- pocus. Je verdween zomaar en waar naartoe?
Zou ik ook Hocus-pocus weggetoverd worden en doorwie?

In die tijd werd er niet over de dood gesproken, doodgaan was een taboe.
Kinderen mochten daar niets over weten en zeker niet over spreken.
Alles moest zo vlug mogelijk vergeten worden.

DAAR STA JE DAN

Als een ouder, van wie je houdt en die je nodig hebt, zomaar voor altijd kan verdwijnen, dan is er niets meer veilig, voorspelbaar of zeker.
Als kind moet je nu je eigen weg zien te vinden in een wereld die zelf wordt gekenmerkt door een onmetelijke leegte.
Het gevoel van verlies overspoelt alles.
Alles rond je is chaos.

Een verschrikkelijke onzekerheid domineert alle prettige dingen die je jeugd een gevoel van veiligheid gaven.
In feite sta je daar moederziel alleen want niemand wil je vragen juist beantwoorden. Op wie kan je nog rekenen om de waarheid te horen?
Gaf die vader niet om je dat hij zomaar verdwijnt?
Je moeder wilt er zo weinig mogelijk over praten, ze kijkt nu nog zelfs kwaad en benepen als je er maar één iets over vraagt.
Je vader is weg en je moeder reageert niet.
Nu zal je alles alleen moeten beredderen.
Ook op school voelde ik me heel anders dan mijn vriendjes en vriendinnetjes: die hadden wel een vader en een moeder.
Ik had niets met hun wereld gemeen en voelde me volkomen anders en tekortgedaan.
Waarom kon ik mijn vader niet houden?
Werd ik misschien gestraft?

Nu laat de dood van mijn vader nog altijd niet te definiëren letsels na. Nu nog 54 jaar later. Er is altijd dat akelige negatieve dat nu en dan de kop opsteekt. Met welke woorden moet ik het benoemen: angst? Leegte? Verwarring? Een grote onzekerheid? De bescherming die wegvalt? …
Eén ding is zeker: zijn dood heeft een gat geslagen in mijn kop en mijn lijf.
Met welke beelden moet ik deze gevoelens verbeelden?
Mijn bovennatuurlijke aanwezigheid, ik noem ze mij engel gaf op een morgen de volgende energie door: “Ik zal je laten voelen wat je toen gemist hebt bij de dood van je vader” en er kwam een warme gloed over me van bescherming en liefde.
En dit gevoel zat juist.
Lang heb ik mij toen gedragen als een egel.
Ik ben immers geboren onder het teken van de Kreeft.
“Is het misschien mijn lot om aan de dood een zekere vorm te geven?” vroeg en vraag ik me nog steeds af.
Mijn ganse leven heeft de dood me reeds wakker geschud.

Op 16 augustus 1983 verdrinkt mijn zoon Ludwig, 8 jaar, in de zee te Oostende. Ik was 34.
Dit drama heeft opnieuw mijn leven totaal veranderd.
Een heel leven wordt overhoop gehaald, elke betekenis moet opnieuw worden uitgevonden.
Als het pas gebeurd is ben je verdoofd. Totaal verward. Je kunt niets meer onthouden. Alle emoties van verdriet en ontreddering overspoelen je.
Een hoop vragen worden gesteld?
Waarom moet iemand zo jong toch sterven?
Kon ik hem voor alle gevaren van de wereld niet meer verwittigd hebben?
Heb ik wel de juiste opvoeding gegeven?
Je krijgt een hoop schuldgevoelens alsof je zelf een stuk de schuld bent van zijn overlijden.

Na een langzame verwerking probeerde ik opnieuw leven te halen uit de dood.
In tegenstelling met het overlijden van mijn vader kon ik er met iedereen over praten en ook in allerlei situaties.
Het wonderlijke is dat gedeelde smart halve smart is.
Er zaten geen taboes rond “doodgaan”.
Leven en dood vloeiden door elkaar.

 

LUDWIGS’ DOOD HET MOEST GEBEUREN

Ik had het drie maanden voordien gedroomd: een voorspellingsdroom.
Deze droom komt me nu nog helder voor de geest;
… een bleke houten doodskist en een grotere donkerbruine stonden vooraan in de kerk.
Achter de kleine doodskist liepen in een rij de klasgenootjes van Ludwig.
Ik schrok wakker en vroeg me af of dit Ludwig zou overkomen.
Dit kon toch niet waar zijn?
Maar ja ik was toen nog jong en liet de inhoud van de droom over me waaien.

Ludwig verdronk samen met zijn vriend Hans. Hij was 12 jaar oud.
Beiden vochten nog twee dagen voor hun leven. De mensen gaven me zelfs hoop op overleven.
Ik wist beter, mijn droom had mij verwittigd.
Deze droom zou een stempel drukken op de rest van mijn leven.
Zij kwam zo intens uit een andere dimensie, een dimensie die ik niet kende en een spirituele geladenheid droeg.

Ik besefte toen zeer goed dat het eerste gedeelte van mijn leven was afgewerkt, het huis dat ik toen bewoonde en mijn werk als kleuterleidster kon ik nu verlaten.
Mijn lot had een nieuwe wending genomen.
Ik moest er iets meedoen en terug, voor de tweede maal … niemand zou het voor mij doen.
Hoe zou ik nu in opstand kunnen komen tegen het lot als het lot me tot nu toe gemaakt heeft tot wie ik ben?
Twee belangrijke mensen, mijn vader en mijn zoon, verdwijnen zomaar.
Ik heb die twee pijnlijke gebeurtenissen niet zelf gekozen en toch moet ik mezelf zien waar te maken in dit leven, mijn levensgeschiedenis.
Waarom hebben de meeste mensen recht op een vader en een zoon terwijl ik die twee moet afstaan?
Moet ik mij gedragen als een gedupeerde of de realiteit van het verlies aanvaarden.
Ik kan mij een tijdlang tegen de verliezen verzetten en eronder gebukt lopen maar daar kan het niet bij blijven.
Zo ben ik niet.
Ik moest een nieuwe weg bewandelen en eigenaardig genoeg wist ik direct dewelke.
Vastberaden en zeer sterk gedreven ging ik op 37-jarige leeftijd naar de Academie op de afdeling “ Beeldhouwen “.
In het scheppen van schoonheid voelde ik me herboren.
Een mooie zin van een kunstcriticus over mijn werk:
“Kunnen pijn en een moeilijk te verteren verdriet een weelde zijn en een gekoesterde bron voor gelouterde schoonheid?
Ik weet dat mooi dikwijls lelijk is”

Uit het spiritueel niveau put ik nu al 25 jaar lang mijn inspiratie om Sculpturen en Installaties te creëren. De kwaliteit van de beelden zit pas goed als ze uit die spirituele gelaagdheid komen.

Soms, maar zelden, krijg ik zomaar ontwerpen door:
Waarvoor ik niets moet doen. Ik noem ze mijn cadeautjes.

Mijn verhaal achter mijn kunst gaat gedeeltelijk over lijden en de realiteit dat dit van alle dag en alle tijd is.
Er stroomt geen agressie en haat uit de wonden die het leven sloeg. Eerder een hunkering naar wat het leven mij nog van positiefs te bieden heeft.

Hoe ziet het vlechtwerk tussen leven en dood eruit met als rood-zilveren draad de spiritualiteit, het metafysische.
Om dit te onderzoeken sluit ik me nu reeds 20 jaar, een groot aantal uren per dag, af tussen de 4 muren van mijn atelier.
De confrontatie met jezelf is daar zeer groot.
In de warmte van de stilte, in de donkerte, in het verborgene van je geest groeit langzaam een idee, een vorm, een kunstwerk.
Ik ben van die stilte gaan houden, ze zondert je af van die drukke hoofdzakelijk materiële wereld.
Ook hou ik van de verrassing, wat wordt de nieuwe creatie?
In het creëren ben je totaal afhankelijk van je kunnen en van je beperkingen, je moet alles aanvaarden zoals het komt.

Twee tendensen bepalen de inhoud van mijn kunstwerken:
Enerzijds het metafysische
Anderzijds het architecturale, het monumentale.
Bij het monumentale, het architecturale speelt naast de vorm en de materialen soms het concept een evengrote rol.
De architecturale constructies zijn meestal strak en wiskundig berekend, minimalistisch.
In het metafysische ontstaat een dialoog tussen de wereld van kunst, wetenschap en spiritualiteit.
De sculpturen zijn een synergie van voelen, begrijpen en schouwen.
De verschillende onderwerpen die mij vooral boeien zijn de niet-definieerbare energieën zoals het geloof, de spiritualiteit, het bovennatuurlijke, de natuurfilosofie, de astrologie, de mythe, het lot, het leven, de dood en de piramide-energieën.
“Het onnoembare ondervraag ik”
“Het onzichtbare probeer ik zichtbaar te maken”
Lijn, vorm, structuur en materie zijn daar de middelen voor.

We zien dit voor een gedeelte in de projectie van de volgende sculpturen en installaties.
Uit ongeveer 80 kunstwerken werd mij gevraagd diegene te selecteren die het dichtst aansluiten bij het thema “Afscheid”

Kunstwerken

SYMFONIE VOOR DE DODEN 1996
JACTA ALEA EST 1992
PUT VAN BABEL 1993
ZONDER TITEL 1994
ZODIAC 1996
KONTAKT MET DE ENGEL 1997
DOOD EN WEDERGEBOORTE 1998
ENGELEN MET VERLOF 1999
HET LAATSTE AVONDMAAL 1998
PYR-A-MIDE 2000
HET HUIS 2000
DE CODE VAN DE ZIEL 2000
LUDWIG 2000
HET MOOIE HUIS VAN DE EEUWIGHEID 2001
MY WAY 2001
EMO-SFEER 2002
IN MEMORIAM 2004
DE CIRKEL 2005
WEDERGEBOORTE 2005
BLAUWDRUK 2006
DE ENGEL 1997

 

Om af te sluiten een mooi en subtiel verhaal dat de wijze beer vertelt aan de rouwende koning:
De uil komt bij de weefster en vraagt haar een mooi kleed te weven van zijn levensverhaal.
Eerst brengt hij haar wolken zo mooi als parels, dan maanlichtstralen die glinsteren als juwelen.
De weefster gaat aan het werk met die voorwerpen van grote schoonheid, maar slaagt er niet in het kleed te weven dat de uil wil. Eerst is de uil verbaasd. Hij begrijpt niet waarom ze van die prachtige dingen niet zijn levensverhaal kan weven. De weefster zegt tegen hem: “Soms maakt het patroon zichzelf, of we het willen of niet. Je moet alles brengen: zowel de dingen die je uitkiest, als de dingen die je niet uitkiest.”
De uil gaat op reis en keert naar de weefster terug met alle dingen die hij heeft gevonden. Hij heeft bontgekleurde dingen bij zich en dingen die wat somberder
van kleur zijn; voorwerpen uit plaatsen waar vrede heerst en andere die hij heeft gevonden op plekken waar een tragedie plaatsvond. De weefster gaat met die voorwerpen weer aan het werk en brengt het goede en het slechte samen, het mooie en het lelijke, alle dingen van het leven geweven in één enkel kleed.
Als de uil eindelijk zijn verhaal omslaat, zit het zowel vol vreugde als vol verdriet. Het vermengt het lichte en het donkere. Het is het eigen waarachtige verhaal van de uil en als hij het draagt en zijn vleugels spreidt, ziet hij eruit als een engel.

Het lot schotelt aan ieder van ons een aantal omstandigheden voor, de kaarten zijn gedeeld bij het begin van het spel en daar hebben we geen zeggenschap over.
We hebben echter wel zeggenschap over de manier waarop we het spel spelen.
De ervaringen van verliezen, als kind en als ouder, is in het stramien van je persoonlijkheid verweven.
Afscheid maakt diepe krassen in de kern van je geest en je ziel.
Ze kunnen enkel vervagen als je hun inhoud onderzoekt en verwerkt.
Maar ze blijven.
Ook deze lezing is voor mij één van de talloze stappen op de weg van rouwverwerking.
Uit de dood van Ludwig heb ik de kracht geput om een boeiende weg in te slaan…
In het leed verdrink ik niet.

LINDA MOLLEMAN · 10 oktober 2008

AFSCHEID IN ‘T LANG EN IN ’T BREED
Vormingscentrum Guislain- Gent